5 vragen aan Jord Althuizen: ‘Vissensperma proeven was voor mij ook een primeur’
In Culy’s vaste rubriek ‘5 vragen aan…’ stelt de redactie steeds vijf culinaire vragen aan een bekende foodie over zijn of haar eetgewoonten. Immers: niets is lekkerder dan weten wat het favoriete restaurant of onmisbare saus is van onze culi-helden! Dit keer leggen we ons vragenvuur voor aan… Jord Althuizen. Extra leuk: je kunt zijn nieuwe boek winnen!
Jord Althuizen heeft het koken met vuur tot kunst verheven. Als oprichter en pitmaster van zijn bedrijf Smokey Goodness, heeft hij zijn passie voor barbecueën omgezet in een vonkend imperium. Met meer dan 18 kookboeken op zijn naam, twee restaurants, diverse locaties waar zijn producten te koop zijn en afhaalpunten op zo’n beetje ieder festival is hij goed vertegenwoordigd en heeft hij de Nederlandse BBQ-scene eigenhandig op z’n kop gezet.
Jords reis begon echter niet in de rook van een grill, maar in de keukens van Nederlandse restaurants, waar hij op jonge leeftijd zijn voorliefde voor het culinaire ontdekte. Al op 15-jarige leeftijd stond hij achter de kachel, waar hij zijn eerste stappen zette. Per toeval stuitte hij jaren later in de Verenigde Staten op de low en slow-barbecuecultuur. Tja, de rest is geschiedenis zullen we maar zeggen…
Met zijn nieuwste boek ‘Asian BBQ‘ (dat we ook mogen weggeven!) werd het de hoogste tijd voor de redactie van Culy om Jord beter te leren kennen in een nieuwe ‘5 vragen aan…’.
5 vragen aan Jord Althuizen
1. Eindelijk een Aziatisch barbecueboek! Wat is het grootste verschil tussen de ‘Aziatische’ en de Westerse barbecue?
Jord Althuizen: “Bij het BBQ’en in de westerse wereld zie je dat het vooral draait om het vlees. Dat is onmiskenbaar; de hoofdrolspeler en de bijgerechten in de vorm van sauzen, salades en garnituren hebben een duidelijke bescheiden bijrol. In Azië zie je dat grillen en barbecueën heel wat veelzijdiger en gebalanceerder is.
En ja, er wordt ook hier heel wat vlees gegrild, maar dat is dan vaak een onderdeel van een gerecht of maaltijd die is opgebouwd uit verschillende groenten, wraps, rijst en verse kruiden. Zo krijg je veel meer balans in smaken en structuren. Wat dat betreft hebben ze het in Azië wel beter begrepen dan wij westerlingen…”
2. Wat is het extreemste dat je hebt gegeten tijdens je reizen voor dit boek?
“In Korea heb ik mijn tanden gezet in kraakverse octopus-sashimi. Die was zó vers dat de zuignappen tijdens het kauwen nog aan je tong vastzogen. Of wat dacht je van een spiesje gegrilde varkensrectum? Het apartste kreeg ik overigens in Japan voorgeschoteld. In een klein restaurant kreeg ik een lokale delicatesse: shirako oftewel vissensperma.
Gek eigenlijk dat kaviaar is ingeburgerd en vissensperma iets is wat je bijna nergens ziet. Voor mij was het ook een primeur hoor! De smaak was vrij mild, maar het was met name de structuur die mij niet echt beviel. Leuk eens geproefd te hebben, maar in het boek kom je ‘m niet tegen.”
3. Ondertussen ben je alweer flink aan het reizen. Staan er nog plekken op je verlanglijstje?
“Inmiddels ben ik al op heel wat plekken geweest, maar we blijven natuurlijk vooral door dromen. Ik zou heel graag nog eens naar India willen om daar diep in de streetfood te duiken: gewoon die angst voor voedselvergiftiging overboord gooien en eten!
India is een land waar de vegetarische keuken ongekend goed is en het zal je verbazen, maar dat vind ik extreem inspirerend. Hier in Nederland denken we nog te vaak in maaltijdcomponenten van aardappelen, groenten en vlees. Je hebt daar mooie gerechten die 100% vegetarisch of veganistisch zijn en knallen van smaak en structuur.”
4. Wat is het eerste recept dat mensen uit dit boek moeten maken?
“Veel gerechten zijn meteen favoriet geworden. Zet als eerste vooral je tanden in de Coconut-Ginger-Chicken-stix. Als je die proeft, maak je nooit meer die standaard saté.”
5. Wat is de belangrijkste les die we kunnen leren van dit boek?
“Marineren kun je leren. Vóór dit boek was ik vooral gericht op American inspired BBQ, grote stukken vlees kruiden met BBQ rubs en aflakken met zoetige BBQ-sauzen. Marineren doe je eigenlijk bijna niet in de low & slow BBQ-keuken. Marineren doe je echter bijna alleen maar in de Aziatische keuken en dat was een smakelijke leercurve. Zelf marinades maken van diverse ingrediënten en je gerecht een nachtje in de koeling smaken laten ontwikkelen is waanzinnig. Daar ga je je eetstokjes van opvreten!”
> Het boek Asian BBQ van Jord Althuizen is vanaf nu verkrijgbaar voor 34,99 en te winnen via het inschrijfformulier bovenaan deze pagina
Meer interviews:
- Giel Kaagman: ‘Van pasta met zee-egel word ik nog steeds emotioneel’
- Julius Jaspers: “Blauwe kaas? Ik gruwel ervan, wat ik ook probeer.”
- Samuka Kenneh: ‘De West-Afrikaanse keuken is veel meer dan alleen pittig’